
Vlaams Parlementslid

Op 6 jaar tijd meer dan 900 arbeidskaarten voor buitenlandse voetballers in Vlaanderen
De voorbije zes jaar werden 916 toelatingen gegeven tot arbeid voor buitenlandse voetballers in Vlaanderen. In de periode 2019-2024 werd slechts in zeven gevallen een aanvraag afgewezen. De nationaliteiten die het meeste voorkomen zijn Nigeria (79), Ivoorkust (71), Japan (65), Brazilië (64) en Ghana (53). Dat blijkt uit cijfers die Vlaams volksvertegenwoordiger Andy Pieters (N-VA) opvroeg bij bevoegd minister Zuhal Demir.
Buitenlandse beroepssporters kunnen onder bepaalde voorwaarden in Vlaanderen komen werken. Hun toekomstige werkgever kan daarvoor een toelating tot arbeid aanvragen.
Vlaams parlementslid Andy Pieters (N-VA) vroeg de cijfers van de vorige bestuursperiode 2019-2024 op bij Vlaams minister van Werk Zuhal Demir. De cijfers van de periode onder haar voorgangers Brouns en Crevits ogen indrukwekkend.
In de afgelopen zes jaar werden er jaarlijks zo’n tweehonderdtal aanvragen ingediend voor toelatingen tot arbeid voor buitenlandse voetballers in Vlaanderen. Daarvan werd het overgrote deel toegekend. Het verschil tussen het aantal aanvragen en het aantal toekenningen zit hem in verkeerde of onvolledige aanvragen waarvan de procedure stopgezet werd en eventueel opnieuw ingediend werd. (Specifieke aantallen per jaar en per nationaliteit als bijlage).
In totaal werd de voorbije vijf jaar 916 keer een toelating gegeven. 2024 was weliswaar het jaar waarin de minste toelatingen in zes jaar tijd werden gegeven, nl. 117.
De nationaliteiten die het meeste voorkomen zijn Nigeria (79), Ivoorkust (71), Japan (65), Brazilië (64) en Ghana (53). In totaal gaat het om 65 verschillende herkomstlanden.
In dezelfde periode werden slechts zeven aanvragen afgewezen. Het gaat om aanvragen uit Israël, Senegal, Thailand, Zuid-Korea of om aanvragers met meerdere nationaliteiten.
“Het meest cruciale is dat elke aanvraag kritisch bekeken wordt en niet onderhevig is aan lobbywerk vanuit commerciële belangen of lokale politieke belangen”, zegt Pieters.
De minister beaamt dat ook in haar schriftelijk antwoord: “De Dienst beoordeelt de aanvragen op basis van de toepasselijke regelgeving, er is geen ruimte voor lobbywerk in individuele dossiers. De regelgeving voorziet bij de behandeling van de aanvragen geen advies door of overleg met lokale besturen”.
